LaDissertation.com - Dissertations, fiches de lectures, exemples du BAC
Recherche

Exercices langues

Cours : Exercices langues. Recherche parmi 298 000+ dissertations

Par   •  5 Décembre 2022  •  Cours  •  634 Mots (3 Pages)  •  178 Vues

Page 1 sur 3

KUNNEN – WILLEN – MOGEN – MOETEN

Mijn vader  ____________ goed koken

Je _____________ hier niet parkeren

Ik __________________ graag een hond hebben

Ik ________________ in Brussel studeren om kunst te leren

Er is geen bus vandaag. We ________________ te voet naar school gaan

Mijn moeder _______________ Nederlands spreken

__________________ ik naar het toilet gaan?

Ik __________________ vandaag studeren, morgen heb ik een examen

☞ Décris ce que tu veux faire

Jouer au pc

Lire un livre

Rendre visite à des amis

Aller au cinéma

Aller à la kermesse

Visiter la ville

Faire du vélo

☞ Décris ce que tu as l’autorisation de faire

Aller à la piscine

Jouer à l’ordinateur

Lire le soir au lit

Regarder la tv jusqu’à 23h le vendredi

Se promener en ville seule

HEBBEN - ZIJN

NIET / GEEN

Ik spreek Engels 🡪

Ik heb jouw telefoon 🡪

Ik heb een telefoon 🡪

Ik woon in Engeland 🡪

Hij is dokter 🡪

P195 prépositions de lieu

Iemand uitnodigen

C: In juli ga ik naar een muziekfestival. Wil jij mee?

L: Ik zou graag meegaan. Wanneer vindt het festival plaats?

C: Het festival begint op vrijdag 1 (één) juli en eindigt op zondag 3 (drie) juli.

L: Ik vraag vanavond aan mijn ouders of ze het akkoord zijn.

C: Wij kunnen daar logeren (lojeeren)

L: Hoeveel kosten de kaartjes voor de drie dagen?

C: Honderd euro, denk ik, maar de treinreis en de camping zijn inbegrepen

L: Perfect, dat is niet te duur voor drie dagen

Het verjaardagsfeest

L: Ik ga volgende week vrijdag naar het verjaardagsfeest van Marion. Wil jij mee?

C: Ik ben vrij op vrijdag. Ik zou graag meegaan.

L: Leuk!

C: Waar vindt het plaats?

L: Marion organiseert haar feest in het Hilton Hotel in Luxemburg

C: Hoe laat begint het feest? Mijn moeder kan ons misschien meebrengen

L: Het begint om 18.30 uur (om halfzeven) en wij kunnen daar logeren

C: Moet ik iets meenemen?

L: Je mag een fles champagne meenemen

C: Dat is te duur, ik neem liever een fles wijn

Hobby’s – Wat doe je graag?

C: Wat doe je graag in je vrije tijd?

L: Ik teken graag en ik ga graag wandelen

En jij, wat doe je graag?

C: Ik teken graag en ik luister naar muziek. Elke zondag ga ik naar de jeugdbeweging “Les Guides”

L: Ben je lid van een sportclub?

C: Nee, niet meer.

L: Wat doe je niet graag?

C: Ik werk niet graag in de tuin, maar ik eet graag de aardbeien van de tuin

Wat wil je doen? Wat mag je doen? – wat moet je doen?

Dochter: Ma, mag ik vanavond naar de bioscoop gaan?

Moeder: Moet je niet je huiswerk doen?

Dochter: Ik ben al klaar met mijn huiswerk

Moeder: Met wie wil je meegaan?

Dochter: XXX kan niet maar XXX kan meegaan

Moeder: Hoe laat begint de film?

Dochter: Om zeven uur

Moeder: het is goed. Je mag gaan. Ik kan jullie om halfzeven brengen

...

Télécharger au format  txt (3.9 Kb)   pdf (45 Kb)   docx (8.6 Kb)  
Voir 2 pages de plus »
Uniquement disponible sur LaDissertation.com